Opa Sippelaar en de kapoentjes

Tante Trijn heeft de slappe lach. De tranen van het lachen rollen achter haar brillenglaasjes over haar wangen. Opa heeft een stuk uit de krant gescheurd en leest haar er uit voor. Als hij één woord heeft uitgesproken, klinkt zijn bulderende lach alweer door het huisje. Waar hebben ze toch zo’n pret om? Tim en Tamara, die net zijn binnen gelopen, snappen er niets van. Dan leest opa hardop: “Kapoen”, en weer moeten opa en tante Trijn onbedaarlijk lachen.